Een Stadskanaalster Achterhuis

Een Stadskanaalster Achterhuis

De oorlogsliefde tussen Bennie Kosses (93) en Lammie Drenth (87) staat centraal in de musical Een Ander Achterhuis. Op 8 mei volgend jaar gaat die in de fabriek in Odoorn in première. De perfecte datum.

De misicalgroep Odoorn laat er geen gras over groeien. Het scenario ligt klaar. De bruidssuite in een hotel is gereserveerd. Op 8 mei 2015 is het 70 jaar geleden dat het huwelijk tussen Lammie Drenth met Bennie Kosses een feit werd. De aanwezigheid van het jubilerende echtpaar op de voorste rij moet de première extra glans geven.


"Bennie Kosses en Shulamith Kosses-Drenth". Dat meldt het naambordje naast het bellenbord voor het joodse verzorgingshuis Beth Shalom in de Amsterdamse wijk Buitenveldert. Lammie heet nu Shulamith. Die joodse naam draagt ze sinds twaalf jaar. "Ik wilde niet meer gecremeerd worden. Het idee dat mijn as ergens in een vijvertje in Stadskanaal zou worden gestrooid stond mij tegen. Ik wil op een joodse begraafplaats begraven worden. Voorwaarde was wel dat ik eerst jood moest worden. "Dat is geen punt", zei ik. "Ik kan lezen en schrijven in het Hebreeuws en weet er alles van". Twaalf jaar geleden zijn wij kerkelijk getrouwd. Mijn joodse naam heb ik zelf uitgezocht. Shulamith, daar zit Lammie in."

De Tweede Wereldoorlog brengt haar en Bennie op een bijzondere manier bij elkaar in het keuterboerderijtje aan de Kromme Wijk in Stadskanaal. Lammie Drenth is een van de twee dochters van Willem en Hindertje Drenth. Hun boerderij doet in de Tweede Wereldoorlog dienst als opvangcentrum voor vijftien onderduikers.

17 augustus 1942. Bennie Kosses, slagerszoon uit Vlagtwedde, weigert zich te melden voor de reis naar Westerbork. Zwervend door de regio belandt hij bij een jonge boer in Wildervanksterdallen. Met nog twee andere joodse onderduikers houdt hij zich schuil in de paardenstallen, totdat na zes weken de vrouw des huizes de grond te heet onder de voeten voelt worden. "Een van jullie moet weg", beveelt ze.

Bennie offert zich op. Ik dacht: "Ik red me wel", en ben gaan zwerven. Na talloze vruchteloze pogingen een schuilplek te vinden, keert Kosses onverrichter zake terug in de Kanaalstreek, waar boer Beuker in Stadskanaal zich over hem ontfermd. Als tegenprestatie onderhoudt Kosses het machinepark van de boer.

De bewegingsvrijdheid van Kosses wordt ernstig beperkt als op gezag van de NSB-burgemeester van Stadskanaal de voorkamer van Beuker wordt gevorderd. Hij moet verhuizen naar een slaapkamer op de bovenverdieping. De muren komen er op hem af. "Veertien dagen heb ik dat volgehouden. Ik word hier gek", zei ik tegen Beuker. "Ik weet nog een adres waar een joodse familie zit. Ik ga er direct heen", reageerde hij. Een half uur later was hij al weer terug. "Pak je spullen maar", zei hij.

Die zondagavond komen ze Lammie Drenth tegen op de fiets. "Beuker zei: "Dag Lammie". Maar het was zo donker dat ik haar niet eens heb gezien." Zo warm als het welkom van het echtpaar Drenth is, zo koeltjes reageert de vader van het joodse gezin met twee kinderen op de komst van Kosses. "Hij was het er helemaal niet mee eens, vond het allemaal veel te gewaagd." Voor moeder Hindertje Drenth is het echter geen punt van discussie. "De joden zijn Gods volk, iedereen is welkom", luidt haar motto.

Met het gestaag groeiend aantal onderduikers neemt allengs ook het risico op huiszoekingen toe. Om dat te verkleinen, neemt Lammie een baan in het kringcentrum van de NSB. "Fantastisch spannend voor een meisje van 15", herinnert ze zich dat baantje. "Ik hield me bezig met het typen van brieven, boekhouding en bedienen van de stencilmachine. Als ik de kans kreeg nam ik suiker of gebak mee naar huis. Vier maanden heb ik dat volgehouden. Toen werd de spanning mij te veel. Van de zenuwen kreeg ik last van mijn darmen. Op advies van de dokter ben ik ermee gestopt."

Spanningen en aanvaringen zijn met zo veel mensen op een kluitje onvermijdelijk. Lammie: "Eén keer was er echt ruzie. Toen gooide pa de deur open. "En nu allemaal naar buiten!", riep hij. Maar hij had meteen door dat dit veel te link was. Iedereen stond nog maar net voor de deur of hij riep alweer: "En nu maar weer naar binnen". Maar al leefden we op elkaars lip, het bleef verder altijd gezellig. Was er een kind jarig dan kochten we cadeautjes, we vierden Sinterklaas en met oud en nieuw bakte mijn pa spekkedikken en kniepertjes."

In huis wordt volgens een strak rooster geleefd. Bennie Kosses geeft dagelijks les aan kinderen van 4 tot 13 jaar. Lammies jongste zusje Fennie "leent" het lesmateriaal uit de school in Gasselternijveenschemond. Bennie: "De ene keer nam ze een rekenboekje mee uit school, de andere keer een taalboekje. Als ze maar niet vergat dat de volgenden ochtend weer mee terug te nemen."

Bennie treedt ook op als leider tijdens het speeluurtje van de kinderen op de deel. "Er hingen ringen en er was een rekstok. Zo kregen ze nog wat beweging." 's Avonds wassen de vrouwen groenten en vermaken de mannen zich met kaartspelen. Beurtelings staan telkens twee mensen op de uitkijk voor een raampje in de schuur.

Als tegen het eind van de oorlog de geallieerden steeds verder oprukken, slaat Lammie en Bennie vanaf de uitkijkpost de schrik om het hart als ze vlak voor hun ogen zien hoe een bus vol Duitse militairen pardoes de sloot induikt. Bennie: "Het was het spannendste wat wij beleefd hebben in de oorlog. Ik heb meteen pa Drenth uit bed getrommeld. Toen en Duitse officier zich bij de deur meldde met de vraag of hij een schop mocht lenen stuurde hij hem door naar een huis waar NSB'ers woonden. "Daar zijn mensen genoeg die u kunnen helpen", zei hij."

Met het toenemen van de bevolkingsdichtheid in huize Drenth wordt het steeds complexer om al die mensen verborgen te houden en te voeden. Lammie fietst zich een slag in de rondte om bij verschillende winkels boodschappen te kopen. Een enormde hoeveelheid in één winkel kopen zou immers in de gaten lopen. Deals met kruidenier Drenth, bakker Wolthuis en een slager om alles aan huis af te leveren maken het later een stuk eenvoudiger.

In noodsituaties zie en pak je sneller kansen. Vader Willem Drenth lost het voedselprobleem deels op door dagelijks volle fuiken vis uit de wijk te takelen. Een andere kans dient zich aan als op het terrein van buurman en boer Te Velde een grote bult aardappelen ligt. Bennie: "Willem zie: "Als wij daar vanavond één kruiwagen van nemen, merkt hij er niets van". Maar het bleef niet bij één kruiwagen, het werden wel tien. Toen ik de volgende dag op de wc zat en moeder Hindertje buiten de stoep veegde, hoorde ik boer Te Velde haar vragen: "Hoe kan dat nou? Er loopt een pad van mijn aardappels naar uw achterhuis". Moeder Drenth kan geen kant meer op en legde uit wat er aan de hand was. Waarop Te Velde zie: "Maar waarom hebt u dat niet eerder gezegd? Dan had ik ze u gegeven".  Hij deed dat alsnog."

Tussen Bennie en Lammie is van een liefdesrelatie aanvankelijk geen sprake. Lammie: "We stoeiden en ravotten wat of gooiden elkaar een emmer water over de kop, maar verder was er niets. Het voelde een beetje als broer en zus."

Dat veranderde toen in augustus 1943 Bennie het bericht kreeg dat zijn beide ouders om het leven waren gebracht. "Bennie was zó verschrikkelijk verdrietig. Zo'n stel mensen in een kamer en hij zit daar in zijn eentje te huilen. Dat kon ik niet aanzien, ik kon hem daar niet laten zitten."

"Maar toen gebeurde er nog niks", haakt Bennie in. "Pas toen wij samen in de schuur de wacht gingen houden, sloeg de vonk over." Als Lammie met een boodschappenlijst naar Groningen wordt gestuurd, grijpt ze de kans om condooms in te slaan. Lammie: "Op het Zuiderdiep was een drogist die ze verkocht. Onder de toonbank, want het was verboden in die tijd."

Bij een van de vrijpartijen gaat het mis. "Het condoom knapte. In die tijd waren ze niet van de kwaliteit van nu." Hun vrees wordt bewaarheid. Lammie blijkt zwanger. Als het hoge woord er bij Bennie Kosses uit is reageert Willem Drenth laconiek. "Hij zei: "Nou en, dat heb ik vroeger ook gedaan". Voorwaard was wel dat wij na de oorlog zo snel mogelijk zouden trouwen."

Op 10 december 1944 wordt dochter Hennie geboren. Op 13 april, daags na de bevrijding, regelt het stel de bruiloft. Die heeft op 8 mei 1945 plaats. Het paar trekt eerst in het huis dat Bennie's ouders hebben nagelaten. Via Groningen, Den Haag en Amersfoort zijn ze vier jaar geleden in het joodse verzorgingshuis in Amsterdam neergestreken.

Lammie is, sinds ze drie jaar geleden haar heup brak, slecht ter been. "Er kwam een bacterie bij. Ik ben in drie jaar tijd vijftien keer geopereerd." Beiden zijn echter nog jong van geest. Voor Lammie zijn computer en iPad vertrouwde hulpmiddelen. Met hun scootmobiels trekken ze samen de stad in, maken een ommetje door het park en bezoeken 's zaterdags de diensten in de synagoge, een paar kilometer verderop.

Het boerderijtje waar zich alles heeft afgespeeld, is vorige eeuw in vlammen opgegaan. "Wij zijn er ontelbare keren terug geweest. Net nadat wij er foto's hadden gemaakt was die brand", zegt Lammie. Toen ze eind vorig jaar vernam dat het door schrijver Jan Hof opgetekende verhaal als basis dient voor een musical en zij en Bennie als eregasten worden uitgenodigd, stond ze niet eens te juichen. "Ik hoef niet zo in de belangstelling te staan."

Nu ze er eenmaal aan gewend zijn, vinden ze het ook wel weer leuk er bij te zijn. "Als ik het haal tenminste", houdt Bennie een slag om de arm. Dat hij allesbehalve zeker van zijn zaak is, heeft een reden. Een maandje geleden nog was het kielekiele. "Hij was bijna weg", blikt Lammie terug. Bloedarmoede was de oorzaak. Een transfusie deed wonderen. "Een dag later liep hij alweer."

Dagblad van het Noorden, 30 april 2014. Foto Jean-Pierre Jans.